-
MiniMed 670G-insulinepomp 3,0 mL
Afmetingen ongeveer 5,3 (breedte) x 9.6 (lengte) x 2,5 (diepte) cm.
MiniMed 640G-insulinepomp 3,0 mL
Afmetingen ongeveer 5,3 (breedte) x 9.6 (lengte) x 2,5 (diepte) cm. -
MiniMed® Veo 5-serie (554) 1,8 mL
Ongeveer even groot als een mobiele telefoon, afmetingen slechts 5,1 x 7,6 x 2 cm.
MiniMed Veo 7-serie (754) 3,0 mL
Afmetingen 5,1 x 9,1 x 2 cm.
MiniMed® 670G-insulinepomp 3,0 ml
Weegt inclusief batterij slechts 102 gram.
MiniMed® 640G-insulinepomp 3,0 ml
Weegt inclusief batterij slechts 102 gram.
MiniMed® Veo™ 5-serie insulinepomp 1,8 ml
Weegt inclusief batterij slechts 95 gram.
MiniMed® Veo™ 7-serie insulinepomp 3,0 ml
Weegt inclusief batterij slechts 102 gram.
MINIMED® 640G-INSULINEPOMP
- Werkt op één nieuwe AA-batterij (1,5 V).
- Gebruik voor het beste resultaat een nieuwe AA-Lithium batterij.
- De pomp werkt ook op een AA-Alkaline batterij of een volledig opgeladen AA-NiMH (nikkel-metaalhydride) batterij. We kunnen de levensduur van een oplaadbare batterij niet garanderen!
- Gebruik geen koolstof-/zinkbatterij in de pomp.
- De levensduur is over het algemeen 7 tot 14 dagen mee met een AA-alkaline batterij en ongeveer 14-21 dagen met een AA-Lithium batterij.
- Enkele functies die de levensduur van de batterij kunnen verkorten:
- ingeschakelde achtergrondverlichting
- hoog ingesteld helderheidsniveau
- trilfunctie voor waarschuwingen
- het gebruik van de meter als afstandsbediening
- hoge basale hoeveelheden
- “vaak” op de knoppen drukken, bolussen toedienen en terugdraaien
- sensorfunctie
MINIMED® VEO™-INSULINEPOMP
- Werkt op één nieuwe AAA-Alkaline batterij
- Energizer-batterijen geven een uiterst voorspelbare interval tussen het ontvangen van een “zwakke batterij”-melding en het uitvallen van het systeem (“uit lege batt”). Dit zorgt ervoor dat u een batterijmelding ontvangt als deze bijna leeg is.
- Het gebruik van batterijen van een ander merk kan zorgen voor meer fluctuatie.
- De normale levensduur van een batterij is 7 tot 10 dagen.
- Enkele functies die de levensduur van de batterij kunnen verkorten:
- ingeschakelde achtergrondverlichting
- trilfunctie voor waarschuwingen
- het gebruik van de afstandsbediening
- hoge basale hoeveelheden
- “vaak” op de knoppen drukken, bolussen toedienen en terugdraaien
- sensorfunctie
De functie Laag: pompstop is een CGM-functie (continue glucosemonitoring) die mensen met angst voor hypoglykemie of met een verlaagd hypoglykemiebewustzijn helpt. Als de functie ingeschakeld is, zet de pomp automatisch de insulinetoediening gedurende 2 uur stop zodra de bloedglucosewaarden een vooraf ingestelde waarde bereiken. Zonder tussenkomst hervat de pomp de toediening van de vooraf ingestelde hoeveelheid basale insuline. Alle andere sensorfuncties blijven actief als de insulinetoediening onderbroken wordt.
Als u NIET op het alarm reageert, onderbreekt de pomp de insulinetoediening. De pomp geeft een alarmsignaal en op het scherm verschijnt de melding “Ik heb diabetes. Bel het alarmnummer voor hulp.” De pomp onderbreekt de insulinetoediening gedurende 2 uur. Na 2 uur hervat de pomp de basale insulinetoediening. Als de bloedglucosewaaden (BG) 4 uur nadat de basale insulinetoediening is hervat nog steeds laag zijn, dan wordt de insulinetoediening opnieuw onderbroken.
Als u WEL op het alarm reageert, kunt u ervoor kiezen om de basale insulinetoediening te onderbreken of te hervatten. Als u de basale insulinetoediening hervat, blijft uw pomp insuline toedienen. Als u ervoor kiest de toediening te onderbreken, dan onderbreekt de pomp de insulinetoediening als hierboven beschreven. Als de functie Laag: pompstop geactiveerd wordt, geeft uw pomp een alarmsignaal om er zeker van te zijn dat u het alarm hoort en hier op reageert.
De periode van 2 uur is gebaseerd op klinisch bewijs en geeft de bloedglucosewaarden de mogelijkheid terug te keren naar normale waarden. De periode van 4 uur voor het hervatten van insulinetoediening ná de onderbreking reduceert het risico op terugkerende hyperglykemie.
SmartGuard® is een nieuwe functie bij lage bloedglucosewaarde, die is ontworpen om mensen met angst voor hypoglykemie of met een verlaagd hypoglykemiebewustzijn te helpen. Deze functie kan de insulinetoediening onderbreken bij lage waarden of voordat er lage waarden bereikt worden. De insulinetoediening wordt automatisch hervat. Als de functie Stop vóór Laag van SmartGuard®ingeschakeld is, onderbreekt de pomp automatisch de insulinetoediening gedurende maximaal 2 uur zodra de SG-waarden (sensorglucose) een vooraf ingestelde waarde bereiken. Zonder tussenkomst hervat de pomp de toediening van de vooraf ingestelde hoeveelheid basale insuline. Alle andere sensorfuncties blijven actief als de insulinetoediening onderbroken wordt.
Dankzij de alarmfuncties voor 'lage glucosewaarden' kunt u de pomp instellen een waarschuwing te geven, de insulinetoediening te onderbreken of een waarschuwing te geven en de insulinetoediening te onderbreken zodra u uw SG-ondergrens nadert of hebt bereikt.
Ind e volgende tabel worden de verschillende Laag-alarminstellingen beschreven.
Naam Laag-instelling |
Hoe het werkt |
---|---|
Stop vóór Laag |
Wanneer Stop voor Laag aan staat, zet de pomp de insulinetoediening tijdelijk stop als uw sensorglucosewaarde naar verwachting binnen 30 minuten ten minste 1,1 mmol/l boven de ondergrens ligt. Als u Stop voor Laag inschakelt, wordt Alarm bij Laag automatisch ook ingeschakeld. Wanneer Stop voor Laag aan staat, wordt de insulinetoediening niet stopgezet tenzij u naar verwachting minimaal 3,9 mmol/l boven uw ondergrens bereikt. |
Alarm vóórLaag |
Wanneer de functie Alarm voor Laag aan staat, wordt u gewaarschuwd als de sensor voorspelt dat uw glucosespiegel binnen 30 minuten uw ondergrens gaat bereiken. Alarm voor Laag kan worden gebruikt met of zonder dat Stop voor Laag of Stop bij Laag is ingesteld. |
Stop bij Laag |
Stop bij Laag zet de insulinetoediening tijdelijk stop wanneer uw sensorglucosewaarde uw ingestelde ondergrens bereikt of overschrijdt. |
Alarm bij Laag |
Wanneer de functie Alarm bij Laag ingeschakeld is, wordt u gewaarschuwd wanneer uwsensorglucosewaarde uw ondergrens bereikt of overschrijdt. |
Als uw pomp de insulinetoediening onderbreekt door 'Stop vóór Laag', dan verschijnt de melding 'Sensorglucose bijna op ondergrens'. Op uw beginscherm verschijnt de melding 'Controleer BG.'.
Als u NIET op het alarm reageert, onderbreekt de pomp de insulinetoediening. De pomp geeft een alarmsignaal en op het scherm verschijnt de melding “Ik heb diabetes. Bel het alarmnummer voor hulp.” U kunt de basale insulinetoediening op drie manieren hervatten:
- U herstart de basale insulinetoediening handmatig
- De basale insulinetoediening wordt automatisch hervat op basis van het volgende:
- De pomp heeft de toediening gedurende minimaal 30 minuten onderbroken EN
- De SG-meetwaarde ligt minimaal 1,1 mmol/L boven de ondergrens EN
- De verwachting is dat de SG-meetwaarde binnen 30 minuten meer dan 2,2 mmol/L boven de ondergrens zal liggen
- De insulinetoediening is gedurende 2 uur onderbroken geweest
Als u WEL op het alarm reageert, kunt u ervoor kiezen om de basale insulinetoediening te onderbreken of te hervatten. Als u de basale insulinetoediening hervat, blijft uw pomp insuline toedienen. Als u ervoor kiest de toediening te onderbreken, dan onderbreekt de pomp de insulinetoediening.
Tussen de Alarmen BG laag en BG hoog dient minimaal een verschil van 0,6 mmol/L te zijn.
Als u de bovengrens instelt op 10 mmol/L, dan kunt u de ondergrens niet hoger instellen dan 9,4 mmol/L.
Andersom: als u de ondergrens instelt op 2,8 mmol/L, dan kunt u de bovengrens niet lager instellen dan 3,4 mmol/L.
Één pijl omhoog of omlaag geeft aan dat de glucosemetingen per minuut met 0,056-0,111 mmol/L zijn toegenomen/afgenomen.
Twee pijlen omhoog of omlaag geven aan dat de glucosemetingen per minuut met 0,111-0,167 mmol/L zijn toegenomen/afgenomen.
Drie pijlen omhoog of omlaag geven aan dat de glucosemetingen per minuut met 0,167 mmol/L of meer zijn toegenomen/afgenomen.
De daal-/stijgsnelheidspijlen helpen de gebruiker periodes vast te stellen waarin hun bloedglucosewaarden snel stijgen/dalen en daarop te reageren, ter voorkoming van ernstige hypers/hypo's.
Één pijl omhoog of omlaag geeft aan dat de glucosemetingen per minuut met 0,056 mmol/L zijn toegenomen/afgenomen, of in de afgelopen 20 minuten met 1,1-2,2 mmol/L (of 1 mg/dL).
Twee pijlen omhoog of omlaag geven aan dat de glucosemetingen per minuut met meer dan 0,111 mmol/L zijn toegenomen/afgenomen, of meer in de afgelopen 20 minuten (2 mg/dL).
Drie pijlen omhoog of omlaag geven aan dat de glucosemetingen per minuut met meer dan 0,167 mmol/L zijn toegenomen/afgenomen, of meer in de afgelopen 20 minuten (3mg/dL).
De daal-/stijgsnelheidspijlen helpen de gebruiker periodes vast te stellen waarin hun bloedglucosewaarden snel stijgen/dalen en daarop te reageren, ter voorkoming van ernstige hypers/hypo's.