Een glucosesensor is een kleine elektrode die uw bloedglucosewaarden meet. Deze sensor wordt onder uw huid in het onderhuidse weefselvocht geplaatst, waar cellen zuurstof en voedingsstoffen ontvangen, waaronder glucose. Glucosesensoren kunnen met behulp van een (automatisch) inbrengapparaat gemakkelijk worden ingebracht. Zoals bij vele soorten infusiesets wordt er een naald gebruikt om de glucosesensor in te brengen.
De naald wordt vervolgens verwijderd, waardoor alleen de kleine, flexibele elektrode onder de huid achterblijft. Vervolgens wordt er een zender op de sensor aangesloten, zodat de meetwaarden naar uw insulinepomp of monitor worden verstuurd.
Hier vindt u enkele facts met betrekking tot de sensor:
Levensduur |
6 dagen |
Sensor lengte |
9.55 mm |
Naald lengte |
10.5 mm |
Inschietapparaat |
Enlite™ Serter |
Inschiethoek |
90 graden |
Het gebruik van een glucosesensor vervangt de meting via een vingerprik niet.
U moet nog steeds uw bloedglucosemeter gebruiken om de meetwaarde van een systeem voor continue glucosemonitoring (CGM) te bevestigen voordat u een dosis toedient of het CGM-systeem kalibreert.
De bovengrens voor alarmen bij hoge bloedglucosewaarden kan ingesteld worden op 400 mg/dL (of 22,2 mmol/L) en de ondergrens voor alarmen bij lage bloedglucosewaarden kan ingesteld worden op 40 mg/dL (of 2,2 mmol/L).
De gebruiker kan zelf het bereik van boven- en ondergrenswaarden bij hoge en laage bloedglucosewaarden instellen. U dient uw persoonlijke boven- en ondergrenswaarden en waarschuwingsinstellingen te bespreken met uw zorgverlener.
Tussen de Alarmen BG laag en BG hoog dient minimaal een verschil van 10 mg/dL (of 6 mmol/L) te zijn.
Als u de bovengrens instelt op 180 mg/dL (of 10 mmol/L), dan kunt u de ondergrens niet hoger instellen dan 170 mg/dL (of 9,4 mmol/L). Als u de ondergrens instelt op 50 mg/dL (of 2,8 mmol/L), dan kunt u de bovengrens niet lager instellen dan 60 mg/dL (of 3,4 mmol/L).
U kunt elke glucosesensor maximaal 6 dagen dragen. De vervaldatum van glucosesensoren is 6 maanden na de productiedatum. De vervaldatum staat vermeld op de buitenverpakking van de glucosesensoren en op de binnenverpakking van elke glucosesensor.
De zender heeft een geïntegreerde batterij die opnieuw kan worden opgeladen met de meegeleverde oplader. De batterij kan niet worden vervangen. Omdat de zender een batterij bevat, moet deze worden afgevoerd of gerecycled in overeenstemming met de lokale voorschriften en richtlijnen voor recycling.
De zender heeft een levensduur van ongeveer 12 maanden bij continu gebruik.
Onze nieuwste sensoren hoeven niet in de koelkast te worden bewaard, als ze worden bewaard op een temperatuur van 2 ˚ tot 27 ˚C (of 36 ˚ tot 80 ˚F). U kunt deze glucosesensoren herkennen aan de temperatuurgrafiek op de binnenverpakking van de afzonderlijke glucosesensoren, of de zijkant van de doos.
Onze glucosesensors zijn uitgebreid getest om ervoor te zorgen dat deze bestand zijn tegen extreem warme en extreem koude transportomstandigheden in de ongekoelde transportdozen. Glucosesensors mogen niet bevroren worden.
Als u er toch voor kiest om uw sensors in de koelkast te bewaren, wacht dan ongeveer 15 minuten om de sensor te laten opwarmen tot kamertemperatuur, alvorens u deze gebruikt.
De plaatsing van de glucosesensor kan afhankelijk zijn van uw kleding, comfort, persoonlijke voorkeur of ervaring. Mensen die insuline gebruiken, willen de sensor misschien liever niet in de buurt van een plaats waar recent insuline is toegediend. Veel mensen brengen de sensor in op de buik in de maagstreek, maar de bovenkant van de billen is ook geschikt. Op deze plaats is er minder kans dat u last hebt met stoten of de tailleband van kleren. Zie de Enlite-gebruikershandleiding voor locaties waar nauwkeurige resultaten het meest worden gegarandeerd.
De Guardian™ sensor 3 inbrengen
Als de batterij van de zender bijna leeg is, ontvangt u een melding via de pomp of monitor. De melding "ZENDER ZWAK" verschijnt. Na de eerste melding "ZENDER ZWAK" over een zwakke batterij, kunt u de zender nog ongeveer 5 dagen gebruiken alvorens de batterij helemaal leeg is. U ontvangt dan de melding "ZENDER SLECHT", wat betekent dat de batterij van de zender helemaal leeg is.
Bekijk de paragraaf Alarmsituaties voor meer informatie.
Als de batterij van de zender bijna leeg is, ontvangt u een melding via de pomp of monitor. De pomp toont de melding "Zenderbatterij laag". De batterij van de zender moet binnen 24 uur worden opgeladen. Laad de zender zo snel mogelijk op.
Bekijk de paragraaf Alarmsituaties voor meer informatie.
De zender en de insulinepomp moeten zich binnen ongeveer 2 meter van elkaar bevinden om draadloos te kunnen communiceren.
Als de zender en insulinepomp te ver van elkaar verwijderd zijn (ongeveer 2 meter) klinkt er een waarschuwing en verschijnt het bericht 'ZWAK SIGNAAL' of 'GEEN SIGNAAL' op het scherm. Bij de MiniMed Paradigm® REAL-Time-insulinepomp en het Continuous Glucose Monitoring-systeem kan de gebruiker instellen hoelang de insulinepomp wacht voordat het bericht verschijnt dat er geen CGM-gegevens worden ontvangen van de zender. Deze periode kan worden ingesteld van 5 tot 40 minuten. De standaard instelling is 30 minuten. De zender kan de laatste 40 minuten in het geheugen bewaren; indien de zender en insulinepomp langer dan 40 minuten buiten elkaars bereik zijn kunt u historische rapporten bekijken een 'gegevenshiaat' zien, waar informatie ontbreekt tijdens deze periode.
Als de zender en de insulinepomp te ver van elkaar verwijderd zijn (ongeveer 2 meter), dan klinkt er een signaal. Op het scherm verschijnt de melding "GEEN SENSORSIGNAAL” of “GEEN SENSORSIGNAAL".
De zender heeft een geheugen voor 10 uur aan gegevens. Als de zender en de insulinepomp gedurende meer dan 10 uur te ver van elkaar verwijderd zijn, dan kunnen rapporten een "gegevenshiaat" bevatten voor de periode waarvan de informatie ontbreekt.
De Minilink-zender zendt ongeveer 1.000 keer minder sterke radiogolven uit dan een mobiele telefoon. Vergeet niet dat u constant wordt blootgesteld aan radiogolven als u uw gsm gebruikt. Onze zender verzendt daarentegen alleen heel korte 'pulsen'. U hoeft dus niet bezorgd te zijn dat onze zender schadelijk voor u is.
De Guardian 2 Link-zender zendt ongeveer 1.000 keer minder sterke radiogolven uit dan een mobiele telefoon. Vergeet niet dat u constant wordt blootgesteld aan radiogolven als u uw gsm gebruikt. Onze zender verzendt daarentegen alleen heel korte 'pulsen'. U hoeft dus niet bezorgd te zijn dat onze zender schadelijk voor u is.
De zender start met het overdragen van gegevens zodra hij is verbonden met de glucosesensor. De zender verzendt ook gegevens als de CGM is uitgeschakeld op de insulinepomp. Daarom moet u de glucosesensor loskoppelen van de zender. De glucosesensor kan onder uw huid blijven.
De Guardian 2 Link start met het overdragen van gegevens zodra hij is verbonden met de glucosesensor. De zender verzendt ook gegevens als de CGM is uitgeschakeld op de insulinepomp. Daarom moet u de glucosesensor loskoppelen van de zender. De glucosesensor kan onder uw huid blijven.
Bekijk de video's
Vervangen van de Guardian™ 2 Link Zender
Verbinding maken met Guardian Link zender
Kalibreren kunt u vergelijken met uw horloge van tijd tot tijd gelijk zetten, zodat het de juiste tijd weergeeft. Om een glucosesensor te initialiseren moet u een meetwaarde invoeren, zodat het systeem een uitgangspunt heeft. En net als een horloge moet een glucosesensor ook van tijd tot tijd worden bijgesteld. U moet ten minste 2 meetwaarden per dag invoeren - eenmaal om de 12 uur. Daarmee stemt u de glucosesensor af op de meter, zodat de CGM- (continue glucosemonitoring) meetwaarden representatief zijn voor uw bloedsuikerspiegel.
U hoeft alleen te kalibreren als u de CGM-functie van uw insulinepomp gebruikt. Het MiniMed Veo™-systeem moet minimaal tweemaal per dag (om de 12 uur) gekalibreerd worden door een waarde van een vingerprik in de insulinepomp in te voeren. Het beste is echter om 3 tot 4 keer per dag te kalibreren, verspreid over de dag, op tijdstippen waarop uw bloedglucose niet sterk schommelt. Zo krijgt u de meest nauwkeurige resultaten op alle niveaus.
Kalibratie is alleen nodig als u de CGM-functie van uw insulinepomp gebruikt. De MiniMed 640G-insulinepomp dient minimaal twee keer per dag (elke 12 uur) gekalibreerd te worden, door de waarde van een vingerprikmeting in te voeren op de insulinepomp. Volg de onderstaande kalibratieprocedure voor het beste resultaat:
- Spreid de kalibraties uit over de hele dag. Om de nauwkeurigheid van de sensor te vergroten, kunt u 3 tot 4 keer per dag een kalibratie uitvoeren.
- Hoewel u kunt kalibreren gedurende elke daal-/stijgsnelheid, kan het kalibreren met twee of drie pijlen omlaag de nauwkeurigheid tot aan de volgende kalibratie tijdelijk verkleinen.
- Voer de BG-meterwaarde direct na het meten in de pomp in.
- Stel het invoeren niet uit, want uw BG-meterwaarde is maar 12 minuten geldig.
- Zorg ervoor dat uw vingers schoon en droog zijn wanneer u uw BG-waarden controleert.
- Gebruik alleen de vingertoppen om bloed te prikken voor kalibratie.
- Als uw BG-meterwaarden aanzienlijk afwijken van uw sensorglucosewaarden, moet u uw handen wassen en opnieuw kalibreren.
Het is het beste om te kalibreren als uw bloedglucose niet sterk schommelt. We raden aan om op vaste tijdstippen te kalibreren, bijvoorbeeld bij het opstaan, vóór een maaltijd of vóór uw laatste tussendoortje van de dag. Probeer een tijdstip te vinden tijdens de dag waarop uw bloedglucose stabiel is. Let erop dat u geen kalibratie uitvoert op momenten waarop uw bloedglucose snel verandert, zoals in het eerste uur na een maaltijd. Het is belangrijk om te kalibreren als de glucosewaarden niet snel veranderen. Uw bloedglucose is bijvoorbeeld stabieler voor een maaltijd. Na een maaltijd is de kans groot dat uw bloedglucose snel verandert, door het verteren van het voedsel.
In de volgende tabel wordt beschreven wanneer u uw sensor moet kalibreren.
Op dit tijdstip: | U moet |
---|---|
Twee uur na het starten van een nieuwe sensor. |
Voer de eerste sensor kalibratie uit. Twee uur na de start van een nieuwe sensor, de insulinepomp stuurt een waarschuwing: "Kalibreer nu". Na het kalibreren zullen, na 10 tot 15minuten, de eerste sensorglucosewaarde op het pompscherm verschijnen |
Zes uur na de eerste kalibratie. |
Voer de tweede sensor kalibratie uit. Zes uur, na de 1e keer kalibratie, de waarschuwing: "Kalibreer nu" verschijnt, en uw pomp stopt met het berekenen van de sensorglucose (SG) waarden. Wanneer een "Nu kalibreren" waarschuwing verschijnt, zal na ongeveer 15 minuten, na de kalibratie, de nieuwe SG waarden op het pompscherm verschijnen. |
Twaalf uur na de tweede kalibratie, en vervolgens ten minste elke 12 uur daarna. | Na de 2e kalibratie, dient u ten minste elke 12 uur te kalibreren. Als er, voor meer dan 12 uur, geen kalibratie wordt uitgevoerd, de waarschuwing: "Kalibreer nu" verschijnt. Na ongeveer 15 minuten, na de kalibratie, zal de nieuwe SG waarden op het pompscherm verschijnen. |
Volg de onderstaande kalibratieprocedure voor het beste resultaat:
- Spreid de kalibraties over de hele dag. Om de nauwkeurigheid van de sensor te vergroten, kunt u 3 tot 4 keer per dag een kalibratie uitvoeren.
- Hoewel u kunt kalibreren gedurende elke daal-/stijgsnelheid, kan het kalibreren met twee pijlen omlaag de nauwkeurigheid tot aan de volgende kalibratie tijdelijk verkleinen.
- Voer de BG-meterwaarde direct na het meten in de pomp in.
- Stel het invoeren niet uit, want uw BG-meterwaarde is maar 12 minuten geldig.
- Zorg ervoor dat uw vingers schoon en droog zijn wanneer u uw bloedglucosespiegel controleert.
- Gebruik alleen de vingertoppen om bloed te prikken voor kalibratie.
- Als uw BG-meterwaarden aanzienlijk afwijken van uw sensorglucosewaarden, moet u uw handen wassen en opnieuw kalibreren.
BG-meters maken glucosemetingen in het bloedplasma, terwijl sensors de waarden in het onderhuidse weefselvocht meten. Meestal verplaatst de glucose zich eerst naar je bloed en daarna naar je interstitiële vloeistof. De BG-meterwaarden en de SG-waarden komen maar zelden exact overeen, vanwege de manier waarop glucose zich verplaatst. Dit is heel normaal.
Bij het gebruiken van deze technologie dient u zich daarom te focussen op trends en patronen, in plaats van op individuele waarden.
Krijg eenvoudig en snel een antwoord via de online tool. Eventueel krijgt u een vervangende sensor toegestuurd.